Vlaamse Primitieven

De naam Vlaamse Primitieven verwijst naar een groep schilders uit de 15e en begin 16e eeuw in de Zuidelijke Nederlanden. In de 14e eeuw werkten in Italië vernieuwende kunstenaars als Giotto en Simone Martini, maar er is uit die periode nauwelijks werk bekend uit de Nederlanden. Dat veranderde in de 15e eeuw, toen het welvarende Vlaanderen een centrum voor Europese kunst werd.
Vlaamse kunstenaars verfijnden de olieverftechniek en bestudeerden de mogelijkheden om met lijnperspectief ruimte uit te beelden. Ook ontwikkelden zij het atmosferisch perspectief, door met kleurnuances afstand te suggereren in een landschap. Zij werkten op grote panelen, met aandacht voor het menselijke karakter van diegenen die zij portretteerden.
De Vlaamse Primitieven plaatsten de religieuze voorstellingen in de dagelijkse wekelijkheid, Bijbelse taferelen verschenen in de leefomgeving van hun opdrachtgevers. Voorwerpen hebben vaak nog wel een symbolische betekenis, zoals in het huwelijksportret van Giovanni Arnolfini en zijn bruid uit 1434.
Jan van Eyck -huwelijksportret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw 1434 -detail
In de weerspiegeling van de ronde spiegel zijn nog drie andere mensen te zien, Van Eyck zelf (boven de spiegel staat ook: "Johannes de eyck fuit hic", Van Eyck was hier) en waarschijnlijk de getuigen bij het huwelijk. In de lijst van de spiegel zijn tien  afbeeldingen uit het leven van Christus afgebeeld. Naast het gedetailleerde realisme, de stofuitdrukking en het weergeven van eigenschaduw en slagschaduw waren nieuwe verworvenheden de ruimteuitbeelding en het eigentijdse interieur in Brugge.

Het werk van Robert Campin, Dirk Bouts, Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hugo van der Goes en Hans Memling werd door alle handelsrelaties vrij snel bekend, waardoor deze Vlaamse stijl de schilderkunst van Italië en heel Europa beïnvloedde. Het woord ‘primitief’ (=vroeg) in de naam verwijst naar de vroege periode van deze spectaculaire ‘Ars Nova’ (nieuwe kunst).

opdrachtgevers
De Vlaamse Primitieven werkten voornamelijk voor de rijke elite. Alle belangrijke schilders vanaf deze tijd maakten de religieuze werken vooral in opdracht van de gegoede burgerij. Die bestelde altaarstukken met religieuze thema's, waarop de opdrachtgevers zelf werden afgebeeld en (devote) portretten. Jan van Eyck was wel hofschilder van Filips de Schone, maar hij schilderde daarnaast ook voor andere opdrachtgevers.

schildertechnieken
De Vlaamse primitieven staan bekend om het realisme, naturalisme en illusionisme (trompe l’oeil) in hun kunst. Een verfijnde olieverftechniek maakte het mogelijk om textiel, metaal en edelstenen zeer nauwkeurig weer te geven. Deze stofuitdrukking kreeg veel aandacht. Ook de weergave van licht en schaduw werd door de Vlaamse primitieven verfijnd. Deze manier van schilderen geeft de indruk dat de kunstenaars de realiteit tot in detail naschilderden, maar de composities zijn zorgvuldig samengesteld, en de portretten zijn vaak gestileerd en soms geïdealiseerd. Dit leidde, dankzij de olieverf, tot verbluffend realisme.
De Vlaamse Primitieven waren ook de eerste schilders die het bladgoud afschaften. Hun werk is gevuld met minutieuze afbeeldingen van rijkdommen, waarbij geen bladgoud maar verf is gebruikt om imitaties te schilderen die veel preciezer zijn dan nabootsing met behulp van bladgoud.

De Italiaanse schilder Vasari schreef in 1550 in een boek over de levens van beroemde kunstenaars, dat Jan van Eyck de eerste was die met olieverf had geschilderd en de olieverfschilderkunst ontdekt had. Later ontdekte men dat al vòòr de 15de eeuw geëxperimenteerd was met olieverf. Maar Van Eycks schilderijen waren glanzender, stralender en preciezer dan die van de schilders voor hem. Wat was zijn recept?
Dankzij onderzoek van minuscule stukjes verf uit Van Eycks schilderijen kon het geheim ontraadseld worden. De olieverf van Van Eyck bleek door toevoeging van lood sneldrogend gemaakt, bovendien was er tempera aan toegevoegd. Van Eycks olieverf was een emulsie, een mengsel van olie en met water verdunbare vloeistoffen. Daarin blijft de olie als piepkleine deeltjes in het water drijven. Van Eyck moet veel geëxperimenteerd hebben om die verf te krijgen: koken, mengen, roeren van allerlei soorten olie, met toevoeging van loodwit en loodzout.

Door het gebruik van olieverf wisten de Vlaamse Primitieven hun schilderijen naar een nieuwe hoogte te tillen. 

het goud van de Vlaamse Primitieven: olieverf

In een tijd waarin de meeste paneelschilderingen gemaakt werden met doffe temperaverf op eibasis, was bladgoud vrijwel het enige middel waarmee enige glans kon worden aangebracht. Nadeel was dat de glans van het goud op het schilderij onmogelijk passend gemaakt kon worden met de gesuggereerde lichtval in de geschilderde voorstelling. De reden waarom de Vlaamse Primitieven het als eersten zonder bladgoud konden stellen was dat de door hen ontwikkelde olieverftechniek een eigen glans met zich meebracht waarmee de goud makkelijker nagebootst kon worden.

Olieverf is een mengsel van pigment met als bindmiddel een plantaardige olie, meestal lijnolie. Olieverf werd vanaf de 15e eeuw een belangrijk medium in de schilderkunst, voor het eerst toegepast door de Vlaamse Primitieven. Tot het einde van de Middeleeuwen was tempera het schildersmiddel bij uitstek, daarna werd vooral olieverf gebruikt: lijnolie met pigment. Lijnolie is na droging niet meer gevoelig voor oplosmiddelen. De olie droogt heel langzaam door inwerking van de lucht: de verf blijft lang zacht, waardoor men lang aan een schilderij kon doorwerken. De verf kan dekkend of verdund worden aangebracht, ook in verschillende transparante lagen over elkaar. Zo kunnen de meest verfijnde details worden geschilderd, vloeiende overgangen, en ontstaan er diepe kleuren in veel nuances.

voordelen van olieverf
  • De lange droogtijd van olieverf biedt een heel groot voordeel: de kleuren kunnen nog lang bewerkt worden. Uren na het aanbrengen van de verf kan men het schilderij nog wijzigen of corrigeren. De kunstenaar had hiermee veel meer vrijheid dan bij het maken van fresco- en tempera-schilderingen. Deze oudere technieken hadden het nadeel dat de pleisterlaag en het pigment zeer snel droogden. Met olieverf konden fijne details worden uitgewerkt. 
  • Olieverf biedt nog meer voordelen: de kleuren zijn rijker dan die van andere verven. Tijdens het drogen behouden ze hun rijke en heldere kleuren. 
  • Door transparante lagen over elkaar te schilderen kon een intense kleurkracht en veel kleurvariatie bereikt worden. Deze glaceertechniek liet het licht weerkaatsen door de onderliggende, transparante lagen. Men schilderde op gladgeschuurde panelen, die eerst bewerkt waren met een emulsie van krijtpoeder en lijm. Daarna bracht men met fijne penselen één voor één doorschijnende verflagen aan. Deze verflagen waren transparant, waardoor het licht weerkaatst wordt door de witte achtergrond. Daarmee ontstond een ongekende kleurverzadiging en lichtkracht.
  • Doordat met olieverf transparant gewerkt kan worden, werd het mogelijk om vloeiende overgangen te schilderen, waardoor een natuurgetrouwe weergave mogelijk werd (plasticiteit). 
  • De verf kan in dunne gladde lagen worden aangebracht, maar er kunnen ook effecten bereikt worden als de verf dikker wordt verwerkt, het is mogelijk om het schilderij op te bouwen met gestructureerde penseelstreken en zo textuur aan te brengen. 
Een nadeel van het trage droogproces is dat er zonder vakmanschap gauw barsten (craquelures) kunnen ontstaan.

Door de toepassing van olieverf ontstond in de paneelschilderkunst ruimte-uitbeelding in de vorm van atmosferisch perspectief, en een groot realisme. De Vlaamse Primitieven wisten in de late gotiek de mogelijkheden van dit materiaal steeds beter uit te buiten.  
Campin (1375-1444) schilderde rond 1427 met olieverf een drieluik met de annunciatie, het 'Merode altaarstuk'. In een Vlaams interieur verschijnt de engel Gabriel aan Maria om haar te vertellen dat ze een kindje zal krijgen. We zien een miniatuur Jezus op een lichtstraal naar Maria glijden. Links zijn de opdrachtgevers afgebeeld. Op het rechterpaneel is de timmerman Jozef te zien in zijn werkplaats. Het eigentijdse interieur zit vol symboliek. Maria’s boek, het Nieuwe Testament, ligt op de boekrol -symbool van het Oude testament. De lelie, de waterketel en de handdoek staan voor de zuiverheid van Maria, het Jezuskindje dat komt aanzweven verwijst naar de onbevlekte ontvangenis. Campin verwerkte als een der eersten centraalperspectief in zijn composities, gaf aandacht aan de portretten en een scherp oog voor realistische (vaak symbolische) details.
Robert Campin -de annunciatie ca.1427
Dirk Bouts
Net als Campin gebruikte Bouts (1410-1475) een verdwijnpunt om de ruimte weer te geven. Ook zijn interieurs zijn eigentijds. Zijn composities zijn symmetrisch (evenwichtig) en de afgebeelde figuren vormen een eenheid met de ruimte. Het laatste avondmaal staat centraal in zijn bekendste altaarstuk uit 1468. Op de zijpanelen staan afbeeldingen uit het Oude Testament.
Dirk Bouts -altaarstuk 2,21 x 1,80m 1468
Het altaarstuk van het Lam Gods was opgezet door Hubert van Eyck, maar na zijn overlijden maakte Jan het werk van zijn oudere broer af. Het is een indrukwekkend drieluik van 3.40×4.40 meter, bestaande uit 20 taferelen. De buitenste panelen kunnen dichtgeklapt worden, daarvan is ook de achterzijde beschilderd. Op feestdagen worden de panelen geopend.
Hubert en Jan van Eyck -Het Lam Gods 1432 Links het geopende altaarstuk, rechts gesloten.
Centraal zit God de Vader of Christus (als rechter). Om hem heen Adam, zingende engelen, Maria,  Johannes de Doper, musicerende engelen en Eva. Boven Adam is het offer van Kaïn en Abel uitgebeeld, en boven Eva de moord van Kaïn op Abel. De onderste panelen tonen mensen die op weg zijn naar de aanbidding van het Lam: 'de rechtvaardige rechters' (dit paneel is gestolen), 'de ridders van Christus', een groep kluizenaars en pelgrims op bedevaart. Het middenpaneel toont een visioen van Johannes: de aanbidding van het Lam Gods.
TIP: bekijk dit altaarstuk HIER tot in de kleinste details.

Madonna met opdrachtgever en beschermheiligen
Jan van Eyck - Madonna 
met kanunnik Joris Van der Paele (1436)

Links van de troon met Maria en Jezus staat Donatianus, patroonheilige van de kathedraal waarvoor het paneel was bestemd. Zijn attribuut is het wiel met brandende kaarsen. Hij draagt eeen mijter en een blauwe mantel waarvan het borduurwerk versierd is met de twaalf apostelen. Rechts staat Sint Joris, in volle wapenuitrusting. Hij neemt met een eerbiedig gebaar zijn helm af. In zijn helm worden de Madonnafiguur en een venster verschillende keren weerspiegeld. Het schild op zijn rug reflecteert het beeld van een staande man met rode hoed en een donkerblauwe mantel, die de schilder zelf zou kunnen voorstellen. Rechts van de troon knielt de oude kanunnik in een wit koorhemd. In de handen houdt hij een geopend brevier en zijn bril. 
De personen bevinden zich in het koor van een romaanse kerk. De kapitelen van de muurpijlers en het figuratief beeldhouwwerk van de troon stellen bijbelse taferelen voor.
De personages in het schilderij vormen kleurblokken: blauw, rood, wit en goud. Het is geen toeval dat dit de kleuren van Brugge zijn, die ook te zien zijn in het boeketje bloemen.
Rogier van der Weyden
Van der Weyden was een leerling van Campin. Hij overtrof zijn meester met een omvangrijk oeuvre. Naast altaarstukken portretteerde hij tijdgenoten als Karel de Stoute en welgestelde, devote burgers.
In de kruisafneming, waar de gestorven Christus van het kruis getild wordt, geeft hij de emoties aangrijpend weer. De figuren bevinden zich in een soort retabelkast, waardoor het schilderij op een geschilderd tableau vivant lijkt en nog levensechter wordt.
Rogier van der Weyden -kruisafneming 2,20 x 2,60 m 1435
Hugo van der Goes 
Hugo van der Goes (ca.1430-1482) kwam uit een kunstenaarsfamilie in Gent. Hij leed onder de zwaarmoedige gedachte dat hij verdoemd was, en werd op latere leeftijd kloosterling. In zijn werk was hij echter vooruitstrevend. 
Hij schilderde een drieluik met aanbidding der herders in opdracht van de Italiaanse bankier Portinari, waarmee hij veel bewondering oogstte. Het grote middenpaneel (2,5 x 3 m) toont het pasgeboren kind Jezus met Jozef en Maria, aanbeden door herders en engelen. Op de zijpanelen zijn de leden van de familie Portinari afgebeeld met hun beschermheiligen. De Portinari's zijn abnormaal klein, wat laat zien dat ze, net als de engelen, lager in rang zijn. De emoties van de herders worden zichtbaar door hun handgebaren en gezichtsuitdrukking.
Hogo van der Goes -Portinari altaarstuk ca. 1475 
De Duitser Hans Memling (1430-1494) vestigde zich rond 1450 in Brugge, destijds de plaats van het Bourgondische hof en het centrum van internationale handel. Hij schilderde portretten en in 1471 een indrukwekkend altaarstuk met het laatste oordeel. Memling plaatste zijn personages vaak in een landschap.
Hans Memling -het laatste oordeel 1471
Jeroen Bosch (1450–1516) werd met zijn oorspronkelijke, satirische voorstellingen ‘den duvelmakere' genoemd. Hij is vooral van betekenis als vernieuwer van de beeldtraditie. Hij gaf op vindingrijke wijze invulling aan de verbeelding van menselijke zonden. Zijn faam reikte tot ver buiten de grenzen, en hoewel zijn beeldtaal plaats- en tijdgebonden was, kreeg hij opdrachten van Fillips de Schone en de burgerlijke elite. In 1490 voltooide hij het drieluik de Tuin der Lusten. Met een vaak hoog geplaatste horizon creëerde Jeroen Bosch veel ruimte die hij bevolkte met vreemde wezens en gedrochten, waardoor hij ook wel de eerste surrealist genoemd wordt.
Jeroen Bosch -Tuin der Lusten 1490. Links het geopende drieluik, rechts gesloten

                          Jeroen Bosch -detail uit de hel, het rechterpaneel van de Tuin der Lusten.